Waarde lezers,
afgelopen donderdag avond ben ik wederom naar een lezing geweest. Voor een opdracht voor het vak dat formeel "Physical Planning and Site Design" heet (maar dat door de docent van dat vak "Introduction to Urban Design" wordt genoemd), moeten alle deelnemers aan dat vak een keer naar een lezing die door een ontwerper (een ruimtelijk ontwerper, wel te verstaan; onder die noemer vallen architecten, landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen oftewel urban designers) wordt gegeven. Ik koos voor een lezing over recente projecten in Indiase steden, getiteld Contemporary Design Typologies in India: Housing, Airports, and Mixed Use Developments.
De lezing omvatte het werk van vier architecten. De eerste produceerde maarliefst 150 ontwerpen voor regionale vliegvelden in India. Twee vliegvelden weren door hem toegelicht, te weten: Chennai International Airport en Vadodara Airport.
Chennai International Airport is een creatief vormgegeven vliegveld. De vormen doen denken aan de vleugels van een vogel, waar de architect zijn inspiratie vandaan haalde moge dan ook duidelijk zijn.
Voor de vormgeving van de groene ruimte is de hulp van een bekende firma voor de landschapsarchitectuur ingeschakeld, Hargreaves Associates.
De discussie van Vadodara Airport was vooral toegespitst op het interieur van het vliegveld. Vliegvelden zijn de "gateway" naar een stad, en als zodoende heeft de architect geen enkele moeite gespaard om een representatieve toegangspoort naar de betreffende stad te ontwerpen.
De tweede architect ontwierp een vrij exclusieve woongemeenschap in de stad Cochin. De architect van deze woongemeenschap heeft veel ervaring met de luxe en prijzige woningbouw in New York City, en was zodoende door een Indische ontwikkelaar gevraagd zijn stijl naar India te brengen. Dan krijg je dus een typisch Amerikaanse woontoren: exclusief, prijzig, en vooral met de rug naar de omliggende gemeenschap gekeerd. Een exportproduct van de New Yorkse architect bij uitstek.
De derde architect ontwierp een complex van gebouwen in de megastad Mumbai.
Dit gebouwencomplex bevat onder meer een toren die straks 1450 voet oftewel 442 meter hoog moet worden. Daarmee voegt hij een landmark toe aan de skyline van Mumbai. De beelden die hij liet zien maken duidelijk dat ook dit gebouw voor de rijkere Indiërs bedoelt is. Het project dient boven alles de projectontwikkelaar rijk te maken.
Tegen de tijd dat het praatje van de vierde architect zich aandiende, wist ik al wat ik kon verwachten: meer prestigieuze architectuur, bedoeld voor de elite van India. Dat de Amerikaanse architectuur een zeer gewild exportproduct is in opkomende grootmachten zoals India, is een feit dat in ons huidige globale tijdperk niet meer dan logisch is. Landen met een groeiende economie zoals India, waar veel werk is voor architecten, blijken toch aantrekkelijk voor architecten uit de V.S., architecten die in hun eigen land vanwege de zwakke economie weinig werk kunnen vinden. Voor Nederlandse architecten geldt hetzelfde: ook zij zoeken in de huidige economische recessie vaak hun heil in het buitenland.
De vierde en laatste architect ontwierp een gebouwencomplex in de buitenwijken van New Delhi. De architect klaagde steen en been over het onsamenhangende karakter dat veel hedendaagse nieuwbouw in India kenmerkt. Ieder gebouw probeert een statement te maken, terwijl de cohesie in de gebouwde omgeving ver te zoeken is.
Bovendien wordt die nieuwbouw gekenmerkt door een nogal oppervlakkige vormgeving; de gebouwen hadden overal ter wereld kunnen staan.
De architect ergerde zich daaraan, en merkte op dat zij, als buitenstaander, de Indiërs erop moest attenderen dat zij best wel wat meer met lokale, Indische bouwmaterialen mochten werken. Een nuttige boodschap, lijkt mij.
Tegelijkertijd deed haar eigen ontwerp wel wat af aan haar boodschap; de initiële vormgeving van haar gebouwencomplex deed mij sterk denken aan het Sony Center in het Potsdamer Platz in Berlijn. Zij bleek zelf ook schuldig aan het roekeloos kopiëren van gebouwen van elders.
Het was maar goed dat haar initiële ontwerp uiteindelijk niet gerealiseerd is.
Uiteindelijk kreeg haar ruimtelijk plan voor het gebouwencomplex, dat een overdekt winkelcentrum, woontorens, kantoren en zelfs een bioscoop bevat, een geheel andere vorm. De keuze voor de beige bouwmaterialen (Indische gesteente) maakte het ontwerp een stuk gepaster voor diens locatie.
Het ontwerp moest bovenal goed te zien zijn vanaf de nabijgelegen snelweg. De reizende consument heeft immers de keuze uit tientallen winkelcentra in de omgeving; het betreffende winkelcentrum van onze New Yorkse architect heeft maar een paar seconde de tijd om de aandacht van het voorbij rijdende winkelend publiek te vangen. En laat dat nou net iets zijn waarin de Amerikaanse architecten al ruime ervaring hebben.
Na het bijwonen van deze lezing drong wederom het besef door dat steden, waar ook ter wereld, steeds meer op elkaar gaan lijken. Er is maar weinig dat de zojuist beschreven bouwprojecten nou echt onderscheid van soortgelijke projecten in andere landen. De wereld wordt echt steeds kleiner, en architecten en planners grijpen elke kans om hun werkgebied uit te breiden naar overzeese gebieden.
Ook werd het wederom duidelijk dat de toekomst in Azië ligt. Form follows finance, oftewel, de architecten brengen hun vaardigheden naar landen en steden waar zij nog geld kunnen verdienen. Als dat je doel is, dan ben je beter af in India of in China dan in de V.S. of Europa.
Al met al was het toch wel een lezing die de status quo van de globale architectuur aan de kaak stelde, of, op zijn minst exposeerde, zou ik zo denken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten